j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 11 | 15 | 19 | 24 | 28 | 32 | 37 | 41 | 46 | 50 |
2 | 7 | 12 | 16 | 20 | 25 | 29 | 33 | 38 | 42 | 47 | 51 |
3 | 8 | 13 | 17 | 21 | 26 | 30 | 34 | 39 | 43 | 48 | 52 |
4 | 9 | 14 | 18 | 22 | 27 | 31 | 35 | 40 | 44 | 49 | |
5 | 10 | 23 | 36 | 45 |
Tussen de door ontwikkelaars geplande en door mensen geleefde stad gaapt een kloof. Een kloof tussen mensen die ook met een mens te dichten is: een nieuwe stadsprofessional die op een inspirerende en verbindende manier het vacuüm tussen bewoners en instanties overbrugt. De stadstuinman.
Stedelijke ontwikkelingen worden voor een groot deel gestuurd vanuit economische motieven: de behoefte aan meer en betere woningen - en duurdere om de hogere inkomens binnen te halen en te houden - en de bereikbaarheid van centrale locaties. Wijken worden aangelegd vanuit de visie van het moment van planning, terwijl ze voor een lange periode geacht worden mee te gaan. In de loop der tijd verandert echter de bewonerssamenstelling van een (achterstands)wijk, terwijl die openbare ruimte niet wezenlijk mee verandert. Zo ontstaat een kloof tussen de fysieke omgeving en de sociaal gewenste en noodzakelijke kwaliteiten van die omgeving, tussen de geplande en de geleefde stad. Een kloof die niet van vandaag op morgen zal zijn geslecht, maar die zeker niet wordt gedicht door nog meer in te zetten op andere stenige, infrastructurele maatregelen.
Om die kloof te dichten is een nieuwe ruimtelijke ordening nodig op wijkniveau, die dichter ligt bij de (menselijke) natuur. Een goede leefomgeving is opgebouwd uit verschillende ruimten: fysiek, sociaal en mentaal. Deze ruimten zijn in de stad van de vorige eeuw meer en meer gescheiden ontwikkeld en beheerd, wat heeft geleid tot een verschraling van met name de directe sociale ruimte van mensen in steden. In de beleving van de mens, de gebruiker van de openbare ruimte, is de scheiding tussen fysiek (de stenen), sociaal (de interactie tussen mensen) en mentaal (de individuele ontwikkelingsruimte) niet aanwezig. Bij de mens komen alle ruimten samen en vanuit de mens ontstaan nieuwe invullingen voor die ruimte. Een goede leefomgeving in een wijk is noodzakelijk voor alle mensen, maar cruciaal voor kinderen, zwakkeren en ouderen; deze zijn voor hun ontwikkeling en gezondheid in hogere mate afhankelijk van hun directe omgeving.
Zelforganisatie
Een integrale aanpak leidt tot herstel van deze cruciale sociale ruimte voor leefbaarheid van wijken. Om dit te realiseren moeten zowel de huidige beheer- en onderhoudpraktijk als het sociale werk op een andere manier worden georganiseerd. De scheiding tussen enerzijds inrichting/ontwerp en anderzijds beheer/onderhoud is kunstmatig gegroeid en is de grootste obstructie voor een echt groene en kindvriendelijke wijk. Creatief Beheer heeft in de tien jaar van haar praktijk laten zien dat er veel meer mogelijk is als dit anders wordt georganiseerd. Niet slechts meepraten of stemmen, maar echt meedoen. Dan veranderen de mensen, hun gedrag en de omgeving. Want mensen doen graag mee en dragen een steentje bij aan de leefbaarheid van hun omgeving.
Gelukkig begint dit besef op diverse plaatsen door te dringen. Er zijn voldoende voorbeelden van steden waar bestuurders/beleidsmakers het roer deels omgooien, en meer van hun beperkte middelen inzetten op het luisteren naar de bewoners. De tekentafel ingeruild voor de stem (en het gedrag) van de bevolking. Juist in deze tijd is zelforganisatie van mensen -die het moeten doen met minder overheid, beleid, regels en geld - nodig in hun eigen wijk. Ruimtelijke ordening versterkt met een ruimtelijke organisatie aan de basis, voorziet in wat mensen echt nodig hebben en (ver)bindt.
Een veilige, sociale en groene openbare ruimte correleert bovendien positief met hogere vastgoedprijzen en betere gezondheid en welzijn voor bewoners. Mensen hebben elkaar en de (stads-)natuur nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Traditionele taken als tuinieren, klussen, handwerken en koken hebben naast een direct gezondheidseffect, ook een sociale meerwaarde. Dit interactieve zorgen voor elkaar en de omgeving is de basis van de eigen verantwoordelijkheid en het zelforganiserend vermogen binnen gemeenschappen. Met andere woorden: sociale interactie is niet iets wat ‘vanzelf’ gaat, maar is direct verbonden met de sociale en fysieke omgeving in een dynamisch samenspel van ontwikkeling en groei.
Het is niet voor niets dat juist nu de tijd rijp is voor een dergelijke integrale aanpak in de directe leefomgeving van mensen. Op alle niveaus wordt gezocht naar nieuwe wegen. Investeren in een groene veilige buitenruimte die samen met bewoners wordt ontwikkeld en beheerd, is de manier om steden leefbaarder en duurzamer te maken voor de huidige en volgende generaties. Sociale innovatie is in feite het enige juiste antwoord op de huidige crisis en is ook juist mogelijk door dezelfde crisis. Leefbare prettige wijken zijn de kurken waarop een stad drijft.
De Tuinman
Creatief Beheer is inmiddels zo’n tien jaar in Rotterdam aan het ‘oefenen’ om de beheer- en onderhoudspraktijk op kleine schaal om te vormen en fysieke doelen te koppelen aan sociale doelen. Steeds zien we dat na aanvankelijke scepsis het draagvlak gestaag groeit en er na zo’n 3 jaar steeds meer mogelijk wordt. Wie er oog voor heeft, ziet dat er op veel plekken en door veel mensen ‘geoefend’ wordt. Het probleem ligt dus niet op straat, maar achter de bureaus en vergadertafels, eigenlijk de manier waarop we met de stad, de mensen en de verantwoordelijkheden omgaan. Juist in een tijd waarin oude systemen niet meer te betalen zijn, is het zaak tempo te maken met deze transitie naar een systeem waarin de zelforganisatie en zelfredzaamheid van gemeenschappen toeneemt. Als we hier niet in slagen, neemt de veerkracht van woongemeenschappen af en daalt ook het zelfreddend vermogen van de individuen. Hierdoor werken de bezuinigingen averechts en verliezen we het toch al wankele geloof van de bewoners. En dat zijn nu juist de mensen met wie we het moeten doen.
Voor deze transitie introduceren we een nieuwe stadsprofessional: de Tuinman (M/V) en zijn praktijk, die als centrale figuur midden in de wijk staat en binnen zijn werkterrein leunt op de samenwerking met de bewoners, scholen, wijkorganisaties, wooncorporaties en overheid. Groen en kindvriendelijk is de duurzame vlag waaronder dit gebeurt. De Tuinman en zijn praktijk staan symbool voor deze ‘organische ecologische’ (ecosociale) aanpak, net als voorheen de architect en zijn gebouwen symbool stonden voor moderniteit.
Het spel van de Tuinman
Een aanpak waarbij de mentale, fysieke en sociale ruimte integraal worden ontwikkeld, kan alleen decentraal, organisch en lokaal (op wijkniveau) worden opgezet. Het dagelijks beheer en onderhoud is hierbij het eerste aangrijpingspunt. Vanuit deze optiek bestaat de stad in de eerste plaats uit mensen en hun interactie met elkaar en hun omgeving en pas daarna uit stenen, plannen en herinneringen. Beheer en onderhoud zijn dan geen kostenpost meer maar een investeringspunt. De ontwikkeling van de sociale ruimte in samenhang met de fysieke en de mentale ruimte leidt tot waardecreatie én kostenbesparing door de versterkte veerkracht van de gemeenschap.
Door de verbinding op lokaal niveau (dicht bij de mens) tussen de fysieke, sociale en mentale ruimte terug te brengen, wordt ruimtelijke ordening een organisch proces. En dat vergt een organische planning en sturing, via een interactief groeimodel dat uitgaat van wederkerigheid en stuurt op samenwerking. De Tuinman vult het vacuüm op tussen bewoners en instanties. Zijn doel is de wijk groener, leefbaarder en kindvriendelijker te maken. Zijn eerste taak ligt in beheer- en onderhoud (dagelijkse interactie en natuur) van de openbare ruimte; de pleintjes, middenbermen en geveltuinen van een wijk. Deze taak impliceert een actief betrekken van de bewoners en de belanghebbende partijen in de buurt.
Inspirerend professional
De Tuinman richt zich als een nieuwe stadsprofessional op de ontwikkeling van het ‘sociale groen’ in een wijk. Hieronder verstaan we de ‘natuurlijke’ interactie tussen mensen en de natuur als ecologisch principe. Een coördinerende en inspirerende professional in het midden die zorgt dat een wijk ieder jaar groener en kindvriendelijker wordt. En waarbij het zelforganiserend en zelfreddend vermogen van een gemeenschap toeneemt, van grootschalig naar kleinschalig… de herwaardering van de menselijke maat en de wederkerigheid. De Tuinman maakt een stedenbouw met mensen en voor mensen mogelijk; door met kleine stapjes samen te werken aan een gemeenschappelijk doel worden uiteindelijk grote stappen mogelijk (het verbeteren van de leefbaarheid en het omvormen van de sociale zekerheid en zorgstelsel in Nederland).
Het belangrijkste succescriterium van ieder project is terug te voeren naar de mensen. Met name de projectleider, in dit geval de Tuinman, is van essentieel belang. Mensen maken weer het verschil. Theorie is een handvat/vertrekpunt voor beginners en eigenlijk niet meer dan dat. De meester onderscheidt zich van de leerling doordat hij zowel de theorie als de praktijk beheerst. In een effectieve wijkaanpak heb je op de centrale middenpositie meesters nodig en geen leerlingen. Een beetje een mengvorm van de rol van de arts, notaris en pastoor in vroegere tijden. Een man/vrouw met kennis, kunde en aanzien, die tegenspel biedt aan de controlerende faciliterende overheid. Een professional ook die doelstellingen verbindt en samenwerking mogelijk maakt.
In het publieke domein gaat het om het beste gemeenschappelijke resultaat, dit is het doel van het spel en dat is het spel waar de Tuinman een meester in is. Op deze manier kunnen ook nieuwe inzichten vanuit de sociologie, psychologie en gezondheidszorg getest worden in de praktijk. Dit geeft ook meteen aan dat we deze ‘nieuwe meesters’ moeten opleiden en dit kan het beste in de dagelijkse praktijk met vallen en opstaan. Iedere ‘val’ is een leermoment en ieder ‘opstaan’ een doorbraak.
Nieuwe controlemechanismen worden zichtbaar. De Tuinman waakt als lokaal aanwezige ‘middle man’ over de verbinding met het grotere bestuurlijke of stedelijke kader, de voortgang van het spel en ondersteunt/motiveert de spelers in het veld. Het feedbackmechanisme, onze natuurlijke sociale interactie, werkt onmiddellijk. Omdat het hek rond het veld is weggehaald zullen spelers zich in eerste instantie ongemakkelijk voelen. Er is aarzeling om zelf de bal op te pakken, bang teruggefloten te worden. De Tuinman helpt ze over hun eerste schroom en remt ze af bij al te dominant egocentrisch gedrag: ‘Wel overspelen die bal, vriend!’ (In plaats van: Is niet mijn bal, vriend!)
Vrijheid en planning gaan dus wel degelijk samen. Sterker, planning is vereist als grote groepen mensen in de grootst mogelijke vrijheid met elkaar willen leven.
Rini Biemans is van origine arts, vervolgens kunstenaar en de laatste tien jaar heeft hij samen met Karin Keijzer zijn huidige praktijk als wijkontwikkelaar opgebouwd. Inmiddels lopen er in zes Rotterdamse wijken Tuinmannen (m/v) rond, en momenteel is hij druk doende een opleiding voor Tuinmannen op te zetten. Info: www.creatiefbeheer.nl; www.tuinmanindewijk.nl.