Juist in achterstandswijken is dit momenteel het sterkst voelbaar en meetbaar; of zoals een (nu succesvolle) bewoner van het Nieuwe Westen (in Rotterdam) zegt: “Vroeger begon ik op niveau 0, nu moeten jongens die in diezelfde straat opgroeien op -3 beginnen. Je kansen op een goed leven zijn daarmee negen keer zo klein”.
Natuur
Een veilige, sociale en groene openbare ruimte correleert positief met hogere vastgoedprijzen en betere gezondheid en welzijn voor bewoners. Mensen hebben elkaar en de (stads-)natuur nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Traditionele taken als tuinieren, klussen, handwerken en koken hebben naast een direct gezondheidseffect, ook een sociale meerwaarde. Dit interactieve zorgen voor elkaar en de omgeving is de basis van de eigen verantwoordelijkheid en het zelforganiserend vermogen binnen gemeenschappen. Met andere woorden: sociale interactie is niet iets wat ‘vanzelf’ gaat, maar is direct verbonden met de sociale en fysieke omgeving in een dynamisch samenspel van ontwikkeling en groei. Mensen doen graag mee als ze het leuk vinden, er goed in zijn en het nuttig vinden.
Alles wordt voor ons georganiseerd, we kijken er naar en zitten erbij, mogen hooguit meepraten of stemmen. Het is zaak dit anders te organiseren en wel op een zodanige manier dat mensen mee kunnen doen. Dan veranderen de mensen, hun gedrag en de omgeving. Het spreekt voor zich dat dit haaks staat op de gangbare praktijk; het herstel van de ‘ecosociale’ ruimte, die wij mensen nodig hebben in onze directe leefomgeving, is met name een herschikken van verantwoordelijkheden.
We hebben deze cruciale menselijke conditie niet gezien in de op effectiviteit en efficiency sturende systemen. Menselijke natuurlijke interactie en zelforganisatie, die onze soort in 200.000 jaar heeft ontwikkeld, zijn hierdoor meer en meer onder druk komen te staan. Dit openbaart zich in stijgende zorg- en onderhoudskosten en een dalend rendement van fysieke investeringen en dit ondanks alle geboekte vooruitgang.
Zelforganisatie
Creatief Beheer is inmiddels zo’n tien jaar in Rotterdam aan het ‘oefenen’ om de beheer- en onderhoudspraktijk op kleine schaal om te vormen en fysieke doelen te koppelen aan sociale doelen. Steeds zien we dat na aanvankelijke scepsis het draagvlak gestaag groeit en er na zo’n 3 jaar steeds meer mogelijk wordt. Wie er oog voor heeft, ziet dat er op veel plekken en door veel mensen ‘geoefend’ wordt.
Het probleem ligt dus niet op straat, maar achter de bureaus en vergadertafels, eigenlijk de manier waarop we met de stad, de mensen en de verantwoordelijkheden omgaan. Juist in een tijd waarin oude systemen niet meer te betalen zijn, is het zaak tempo te maken met deze transitie naar een systeem waarin de zelforganisatie en zelfredzaamheid van gemeenschappen toeneemt. Als we hier niet in slagen, neemt de veerkracht van woongemeenschappen af en daalt ook het zelfreddend vermogen van de individuen. Hierdoor werken de bezuinigingen averechts en verliezen we het toch al wankele geloof van de bewoners. En dat zijn nu juist de mensen met wie we het moeten doen.
De Tuinman
Voor deze transitie introduceren we de Tuinman en zijn praktijk, die als centrale figuur midden in de wijk staat en binnen zijn werkterrein leunt op de samenwerking met de bewoners, scholen, wijkorganisaties, wooncorporaties en overheid. Groen en kindvriendelijk is de duurzame vlag waaronder dit gebeurt. De Tuinman en zijn praktijk staan symbool voor deze ‘organische ecologische’ (ecosociale) aanpak, net als voorheen de architect en zijn gebouwen symbool stonden voor moderniteit.
De Tuinman richt zich als een nieuwe stadsprofessional op de ontwikkeling van het ‘sociale groen’ in een wijk. Hieronder verstaan we de ‘natuurlijke’ interactie tussen mensen en de natuur als ecologisch principe. Een coördinerende en inspirerende professional in het midden, die zorgt dat een wijk ieder jaar groener en kindvriendelijker wordt. En waarbij het zelforganiserend en zelfreddend vermogen van een gemeenschap toeneemt, van grootschalig naar kleinschalig… de herwaardering van de menselijke maat en de wederkerigheid. De Tuinman maakt een stedenbouw met mensen en voor mensen mogelijk, samenwerken en een duidelijk doel om grote stappen te kunnen maken.
Het belangrijkste succescriterium van ieder project is terug te voeren naar de mensen. Met name de projectleider, in dit geval de Tuinman, is van essentieel belang. Mensen maken weer het verschil. De theorie is een handvat voor beginners en eigenlijk niet meer dan dat.
De meester onderscheidt zich van de leerling doordat hij zowel de theorie als de praktijk beheerst. In een effectieve wijkaanpak, heb je op de centrale middenpositie meesters nodig en geen leerlingen. In het publieke domein gaat het om het beste gemeenschappelijke resultaat, dit is het doel van het spel en dat is het spel waar de Tuinman een meester in is. Op deze manier kunnen ook nieuwe inzichten vanuit de sociologie, psychologie en gezondheidszorg getest worden in de praktijk. Dit geeft ook meteen aan dat we deze ‘nieuwe meesters’ moeten opleiden en dit kan het beste in de dagelijkse praktijk met vallen en opstaan. Iedere ‘val’ is een leermoment en ieder ‘opstaan’ een doorbraak.
—
Foto boven: Met de plantentafel de wijk in (Oleanderbuurt, Rotterdam), foto: Eva Flendrie
Artikel is ook gepubliceerd op Ruimtevolk